Breaky break ….. hier de Gele Kat

Wat wordt er toch bedoeld met bovenstaande titel boven dit verhaal? Voor de ingewijden is het volstrekt duidelijk: Jan Roefs sr. wilde contact met een andere bakkenist op de 27MC-band. De Gele Kat was zijn codenaam.

Onlangs kregen we van Bart van Berkom (Espenstraat) een map vol met QSL-kaarten voor de Heemkunde, ook meerdere kaarten uit Langenboom. Mijn verbazing was gewekt. Wat zijn dat toch QSL-kaarten? Er ging een onbekende wereld voor me open, toen Bart vertelde dat mensen, die via het bakkie contact met elkaar hadden gehad, een persoonlijke kaart opstuurden of afgaven. Zo kreeg men een hele verzameling van kaarten van mensen met wie men gesproken had.

Hoe begon het allemaal?

De 27MC-band kwam in zwang onder Amerikaanse vrachtwagenchauffeurs in de jaren 50 van de vorige eeuw. De "bakkies" werden gebruikt voor onderlinge communicatie en doorbraken hiermee de sleur van de lange geestdodende ritten, maar ook kon men elkaar bij pech hulp bieden. Hieraan wordt herinnerd in truckersliederen als o.a. Teddybeer van Gerard de Vries.

QSL-kaart van Gerrit van Bommel - Dominicanenstraat

In Nederland was op dat moment het gebruik van deze zenders illegaal. Pas op 3 maart 1980 kwam er verandering en werd in Nederland het gebruik van de 27MC-band toegestaan, mits men in het bezit was van een vergunning (MARC-vergunning). MARC stond voor Machtiging Algemene Radio Communicatie. Deze machtiging kostte fl. 35,= en kon zonder cursus of opleiding door iedereen gekocht worden mits je 14 jaar of ouder was. De toenmalige Ombudsman Frits Bom pleitte er zelfs voor om het hebben van een bakkie door de ziekenfonds te laten vergoeden, omdat het gehandicapten en eenzamen uit hun isolement zou halen. Zijn actie lukte niet.

QSL - kaarten uit Langenboom

Situatie in Langenboom

In een tijdperk nog zonder internet en mobiele telefoons, was de aanschaf van een 27MC-bakkie, zoals zo´n zender/ontvanger genoemd werd een nieuwe uitdaging. De firma Peters in Overloon had een uitgebreid assortiment en menigeen bezocht zijn zaak daar. Enkele techneuten uit Langenboom zorgden voor de technische installatie en binnen de kortste tijd was de lucht vol met tokkelende amateurtjes. Het tokkelen (een verbastering van het Engelse talking) was een nieuwe rage geworden, een immens populaire hobby was geboren. Men kon zo maar – kosteloos – lekker buurten met elkaar. Het kopen van een vergunning werd maar door weinigen gedaan.

Zoals hierboven al aangegeven, was voor 1980 het in bezit hebben van een bakkie nog illegaal, dus verboden. Zo was Cor Willems (toenmaals wonende aan de Venweg in de Maurik, nu Lariksweg), met als codenaam Bianca, met een bakkie in zijn auto (die hij toen niet in gebruik had) op weg naar huis, toen hij staande werd gehouden. Het bakkie werd in beslag genomen. Hoe wist de politie dat hij een bakkie had? Een iets langere spriet op het dak van zijn auto had hem verraden.

Zoals gezegd hadden heel wat Langenbomers een bakkie. Leo van Boxtel (Esdoornlaan) met als QSL-naam “Supersonic” vertelde, dat vrijwel iedere avond het bakkie aan stond. Ook anderen bevestigen dat. Het was een heel plezierig tijdverdrijf voor velen.

Een 27MC bakkie.

 “De Gele Kat” oftewel Jan Roefs legde zo vele contacten met mensen uit de regio. Als er veel zonneactiviteit was, reikte de zender soms veel verder dan de 25 km waar de zender voor bedoeld was. Men kon dan contact krijgen tot in België – Duitsland of nog verder. Er waren er echter ook, die een “kacheltje” aan hun bakkie koppelden. Een kacheltje was de bijnaam voor een versterker en omdat zo´n apparaatje veel warmte produceerde, werd het zo genoemd. Bart van Berkom weet nog goed, dat hij eens een kacheltje leende van Gerrit van Bommel (Dominicanenstraat), alias Black Molly, en het ´s avonds ging gebruiken. Meteen was het afgelopen met de tv-ontvangst, het beeld compleet vervormd. Door het kacheltje werden de tv-signalen die de toenmalige masten op het dak moesten opvangen helemaal weggedrukt. Daarom gebruikte Bart het kacheltje alleen na 12 uur ´s nachts. Hij wilde geen ruzie met de buurt. Nu kwam zijn signaal tot in Kerkrade in Zuid Limburg. Ook anderen gebruikten met regelmaat zo´n kacheltje als extra versterker. Je snapt, dat zo´n apparaat illegaal was.

Leo van Boxtel achter zijn bakkie

Wat was de werkwijze?

Wanneer men wilde gaan tokkelen, dan zocht men na het aanzetten van het bakkie kanaal 14 op. Dat was het oproepkanaal. Daar ontmoette men elkaar. Als men rustig met elkaar wilde kletsen, dat “fietste” men naar een

vrij kanaal. Ook zocht men vaak langs alle kanalen tot men iemand vond om te tokkelen. Als je dan wilde deelnemen aan een gesprek zei men “breaky break”. Zo iemand werd een breaker genoemd. Soms had men veel last van een zg. “knijper”. Dat was iemand die op een kanaal bleef uitzenden, daarbij zijn microfoon aan zette, maar niets zei. Hij blokkeerde zo een gesprek om te pesten. Als er een knijper was, en dat gebeurde nog al eens, zocht men een vrij kanaal om verder te gaan. (In Mill zaten enkele jongelui die hier een sport van maakten). Ze werden knijpers genoemd, omdat aan de “mike” oftewel microfoon aan de zijkant een schakelaar zat, waarin geknepen moest worden om het bakkie te laten zenden.

Raadspelletjes
Soms was men na een tijdje wel uitgepraat en waren alle nieuwtjes van het dorp wel verteld. Jan Roefs sr. was een meester in het maken van raadspelletjes. Hij legde iets voor zich op tafel en door het geven van alleen ja of nee op vragen, moest men te weten komen wat er op tafel lag.

Vossenjacht

In Langenboom was er één keer per maand een zg. “vossenjacht”. Dan kwamen al diegenen die dat wilden met hun auto met daarin een bakkie bijeen. Meestal bij D´n Bens, soms bij Toon Emons aan de Reekseweg. Ook bakkenisten uit de regio konden deelnemen. Eén van hen werd er op uit gestuurd om als “vos” ergens in een straal van 5 tot 10 km een rustig plekje te zoeken om vandaaruit met tussenpozen uit te zenden, met een speciaal afgesproken signaal. Vaak legden ze hun antenne plat, zodat het signaal niet al te sterk was. Als dan de jacht op de vos geopend werd, ging men zo snel mogelijk vanuit de zaal naar de auto om het signaal op te gaan vangen. Passanten, die niets van de vossenjacht wisten, zullen wel gedacht hebben, waarom rijden die auto´s toch zachtjes rondjes op het Kerkplein of op het veld. In de auto zaten altijd minimaal twee personen, de chauffeur en de bakkenist, die er sterk op lette wanneer het signaal wat sterker werd. Dat was de richting waar vanuit gezonden werd. Men kon op pad. Bart van Berkom had als vaste maat Tonny van den Hoogen (Zandvoortsestraat), terwijl Matje van der Wijst (Thomasweg, later Langenboomseweg) als bakkenist Gerard van Bommel (Zeelandsedijk) bij zich had. Voortdurend moest men stilstaan om het geluid uit te peilen. Het was de sport om in zo kort mogelijke tijd de vos te lokaliseren. Er was altijd een zg. basisstation dat andere mensen die op dat kanaal wilden gaan uitzenden er weer af te jagen. Vaak had Jan Roefs deze taak, die hij uitstekend vervulde. Ook gebeurde het ook wel eens, dat er valsspelers rondreden. Zij zonden ook het signaal uit om de anderen op een dwaalspoor te brengen. Bij de vos werd de tijd genoteerd, dat men de “vos” gevangen had. Dit spelletje werd meestal 2 keer op een middag gespeeld. Dan kwam men weer samen bij D´n Bens, waar Albert zelfs op het eind van het buffet een “Tokkelhoek” had. Boven dat deel van het buffel was dat dan ook met een speciaal bord aangegeven. Daar werden de sterke verhalen uitgewisseld en de prijzen uitgereikt en soms laat in de avond met koud geworden frites naar huis.

Marathon tokkelen

Meerdere keren werden in de regio marathons tokkelen georganiseerd. De opbrengst hiervan ging altijd naar een goed doel. Een aantal deelnemers was dan afwisselend 180 à 200 uur in de lucht. Anderen met een bakkie konden dan met hen wat bijkletsen om ze zo te ondersteunen. Als dank ontvingen ze dan een deelname bewijs zoals hierna van Jeanne van Berkom-Peters te zien is.

Lady Punk was de code van Jeanne van Berkom-Peters

Wie ging in Langenboom toch schuil onder Lady Goudhamster?

 Piraten- of amateurzenders

Naast de tokkelaars met hun 27MC-bakkie, waren en in die tijd ook enkele piratenzenders actief in Langenboom. Dat waren nog eens spannende tijden. Er was een grote schare luisteraars naar deze zenders, maar ….. ze waren streng verboden. Het was een spel om uit de handen van de politie te blijven.

In Langenboom was als eerste actief de radio “Long Tree City”. Cor Willems had zelf een radiozendertje in elkaar geknutseld en dat moest natuurlijk uitgeprobeerd worden. En zo was in 1978 in De Maurik, vanuit huize Willems, de piratenzender “Long Tree City” geboren. Na de eerste uitzendingen op zondagmiddag van 13.00 tot 14.00 uur stroomden de verzoekjes binnen. Zijn broer Tien was de diskjockey en Cor verzorgde de techniek. Men had wel wat muziekplaatjes, maar de meeste muziek werd met een bandrecorder opgenomen van de radio. De zender werkte op een 12Volt autoaccu, dat gaf een zuiverder signaal zonder bromgeluid erin. Tijdens de uitzending werd er druk gebeld door mensen die de groeten wilden doen. Echte verzoeknummers moesten tevoren aangevraagd worden of werden pas de week erop afgespeeld, want met muziek op een bandrecorder ging dat natuurlijk niet meteen. Het signaal reikte een behoorlijk eindje, tot in Groesbeek kon men van de muziek genieten.
Toen een toenmalige verslaggever van De Gelderlander een interview met hen wilde en er in de buurt piratenzenders uit de lucht werden geplukt, werd het te gevaarlijk. Ze werden te bekend en wilden de politie, de zg. witte muizen, niet op hun dak hebben. Vandaar dat ze in 1979 stopten.

Gerard van Bommel aan het opnemen voor hun zender City.

Een andere piratenzender uit Langenboom was “De kleine beer”. Hier was de man aan de knoppen Marius de Klein (Hogesteenweg). Meestal zond hij ook op zondag uit. Altijd Nederlandstalig. Er waren familiaire banden met een bekende zender uit Mill nl. “De oude snoeper”. Omdat het link was om je eigen tel. nummer bekend te maken, kwamen de verzoekjes binnen bij tokkelaar “De Zeemeeuw” Arnold Adriaans (Berkenlaan). Hij verzamelde deze verzoekjes en zocht soms al bijpassende muziek in zijn uitgebreide platencollectie die hij nu nog steeds bezit. Ook Marius bezat vele lp´s en singletjes. Ook hier werd het te gevaarlijk om door te zenden en werd er gestopt.

Arnold Adriaans met een klein deel van zijn collectie platen.

De amateur radiozender die ook heel veel vaste luisteraars had was radio “City”. In 1980 begonnen de collega elektrotechneuten Gerard van Bommel en Leo van Boxtel met hun uitzendingen vanuit een werkruimte in huize Van Bommel aan de Zeelandsedijk. Met enkele grote bandrecorders werd op donderdagavond bij Leo van Boxtel thuis (Esdoornlaan) een samenstelling van het programma voor de zondagmorgen gemaakt. Ze hadden een uitgebreide platen collectie. De uitzending was van 9.00 tot 11.00 uur. Verzoeknummers konden worden doorgebeld naar Piet Janssen (Esdoornlaan). Zijn telefoon nummer stond nog niet in de gids, dus was zijn naam nog niet bekend. Alles werd gedaan om maar niet gesnapt te worden. Zo werden de programma´s ook overgezet op een kleine cassetterecorder cassetterecorder, zodat men die alleen kwijt was bij een inval en niet die grote dure bandrecorders.

Gerard en Leo even terug op de plaats waar de eerste uitzendingen van “City” aan de Zeelandsedijk plaats vonden

Niet lang daarna werd er uitgezonden vanaf een slaapkamer bij Wiel Siroen aan de Dorpsstraat. Ook Wiel hielp hartstochtelijk mee. Daar waren Gerard en Leo ook bij in dienst. Ook Piet Janssen assisteerde hen daarbij. Eerst waren er ´s nachts proef uitzendingen en daarbij werd menig pilsje genuttigd. Bij de officiële uitzendingen gebeurde het aankondigen wisselend door alle 4 de deelnemers.

Het aanvragen van verzoekjes werd ook geprofessionaliseerd. Er werd in Mill op het postkantoor een Postbusnummer genomen. Dat was anoniem. Gerard ging daar iedere week de verzoeknummers en groeten ophalen. Soms stuurde men zelfs geld mee in de enveloppen, want ja plaatjes kopen en installaties onderhouden kostte natuurlijk geld. Het waren spannende maar ook prachtige tijden voor hen. Hun radio uitzendingen waren zeer populair, zonder reclame, en ze kregen dan ook vele reacties.
Om hun bekendheid nog te vergroten wilden ze graag stickers gaan verspreiden met daarop de naam en het postbusnummer. Ze schreven hiervoor een wedstrijd uit.

Bekijken van de ingezonden sticker ontwerpen: v.l.n.r. Wiel Siroen –
Gerard van Bommel en Nelly van Bommel-Emons

Ontwerp getekend door Ria van der Wijst - van Berlicum

 Het winnende ontwerp beeldde heel goed de 4 windstreken uit, waar het signaal naar toe ging. De meeste piratenzenders zonden alleen maar noord-zuid of oost-west. Hun speciaal aangepaste installatie, een kruis dipool zender, kon men in alle richtingen horen, niet ver, maar dat was ook hun intentie, vooral een zender voor Langenboom te zijn. Zo ging dat ongeveer 1 ½ jaar goed en toen….

In een rechtstreekse uitzending zagen ze van boven uit de slaapkamer een politieauto bij huize Siroen stoppen. Wat nu? Waren ze gesnapt of was er een gewone verkeerscontrole? Niet veel later vertrok de politie weer. Gelukkig. Doorgaan met uitzenden. Maar … niet veel later kwam de politie weer terug, men was op het Kermisterrein omgedraaid, stopte weer en nu kwamen ze uit de auto en belden ze aan. En terwijl Tiny ( de vrouw van Wiel) beneden de voordeur open maakte, werd er boven halsoverkop actie ondernomen. Uitzending gestopt, stekkers uit het stopcontact en vlug werd de lineair, de eindversterker in een klerenkast gestopt met een stoffen achterwand, zodat die buiten beeld kwam te liggen. Door de toenmalige postcommandant van Mill en zijn collega werd de rest van de installatie in beslag genomen. Omdat de uitzending vanuit het huis van Wiel Siroen plaatsvond, werd hij aansprakelijk gesteld. Van de kantonrechter in Boxmeer kreeg hij een boete van 200 gulden.

Zo was de lol eraf en moest men helaas stoppen en werd het historie.