Landgoed Tongelaar

Alhoewel landgoed Tongelaar maar voor een klein gedeelte in Langenboom ligt, nl. de boerderijen Groot en Klein Kammer­berg met de landerijen eromheen, hebben toch nog al wat in­woners van ons dorp ermee te maken gehad. En nu nog steeds is het een prachtig gebied om er te fietsen of te wan­delen. Vandaar hier wat meer gegevens hierover.

Ontstaan van Tongelaar

Vroeger zochten de men­sen naar droge plekken om hun huis te bouwen. Tussen Langenboom en de Maas keek men dan vooral naar de wat hoger gelegen zandduinen, tus­sen lager gelegen drassige gebieden. Zo moet er al voor het jaar 900 op een verhoging aldaar, waar later kasteel Tongelaar kwam, een plaatselijke ridder een zg. “Motte­burcht” gebouwd hebben. Er waren toentertijd nogal eens aanvallen van Noor­mannen, die met bootjes de Maas opvoeren en alles in de buurt weg stroopten wat er maar te halen was. Om zichzelf, zijn gezin en buren, te kun­nen beschermen werd er met de schop een heuveltje opge­worpen. De plaats waar het zand uitkwam kon mooi dienst doen als gracht. Op de heuvel kwam een houten gebouw, met vrijwel geen ramen, maar wel schietgaten. Daarin verschanste men zich in tijd van nood. Bij de burcht kwamen wat kleine ge­bouwtjes, waarin men woonde en het vee hield. Hoe men aan de naam Tongelaar is gekomen is onbekend, wel wijst de naam “Laar” naar een open plek in een bos.

Rond 1200 moet het in het bezit gekomen zijn van de “Heren van Cuijk”. Die heren van Cuijk behoorden tot de belangrijkere heren in het land. Zo hadden ze ook relaties met Graaf Floris V van Holland. In 1282 gaf Jan I van Cuijk Tongelaar in leen aan die Floris V met het recht er soldaten in te mogen kwartie­ren. Dat betekent, dat toen de burcht al flink wat groter was, dan de eerste motteburcht. De vriendschap tussen Jan I en Floris V duurde echter niet lang, want in 1296 verbrak Jan I het leencontract en smeedde met enkele andere ridders een complot om Floris V gevangen te nemen. Dat liep echter uit op moord van die Floris V. Zo kwam Tongelaar weer in het bezit van de Heren van Cuijk. Toch moeten troepen van Graaf Flo­ris V de burcht op Tongelaar flink vernietigd hebben.

Tongelaar 1750

Men is weer aan het bou­wen geslagen, maar nu ge­bruikte men geen hout meer voor de muren, maar baksteen. Het oudste ge­deelte, dat er nu nog staat, is de iets na 1400 gebouwde vierkante poorttoren. Hieraan zat vroeger een ophaalbrug. Een groot venster geeft nu nog aan, waar men door de poort kon gaan. De ophanging van de toegangspoort en valbrug zijn nog aanwezig. Onder in de poorttoren bevond zich een kerker voor gevangenen. De toren werd verder ge­bruikt voor bewoning. Hoe de rest van het kasteel er toen heeft uitgezien, weet men niet. Er zijn veel archieven verloren gegaan.

Iets voor 1800 is tegen de poorttoren de huidige westvleugel gebouwd, daar was ook de kapel. De dakruiter met klokken­stoel herinnert daar nog aan. De noordvleugel, van iets oudere datum, is een woongedeelte met vijf kamers, die uitkomen op een gang aan de zijde van de binnenplaats. De oostvleugel, die je rechts ziet als je de poort binnenloopt, werd waarschijnlijk in 1858 gebouwd. Hierin waren enkele schuren ondergebracht. Zo kreeg het de vorm van een Limburgse boerderij. Omdat de eigenaars vanaf 1600 maar zelden op het kasteel verbleven, was het kasteel er 100 jaar geleden zo slecht aan toe, dat zelfs de rentmeester er niet meer wilde wonen. In de 20e eeuw werd weer onderhoud gepleegd. In 1964 is de poortto­ren en in 1989 en 1993 zijn de overige gebouwen gerestau­reerd.

 

Wie waren de eigenaars van Tongelaar.

Hierboven is al te lezen, dat Jan I van Cuijk Tongelaar bezat, ook zijn zoon Otto had het nog, maar daarna komt het in hun archieven niet meer voor. Waarschijnlijk is het door boedel­scheiding, of mogelijk financiële problemen terecht gekomen in een zijtak, de familie Cuijk-Hoogstraten. Door vererving in de vrouwelijke lijn kwam Tongelaar rond 1450 in handen van de Limburgse familie Van Meerwijck en vervolgens van het geslacht Van Bocholt. Rond 1600 trouwt Maria van Bocholt met Anton van Berchem (bij Antwerpen) en zo kwam Tonge­laar in handen van Belgische adel. Dat is zo gebleven tot 1917, toen de laatste erfgenaam van Belgische komaf, Gaetan Marc Antoine Ghislain, markies de la Bossiëre-Thiennes het kasteel met landgoed ging veilen. Verkoop was tevoren niet voorgekomen. De 1e Wereldoorlog woedde toen nog volop, waarbij België voor het grootste deel bezet was door Duitsland en Nederland neutraal was. De markies was dan ook bij de verkoop niet aanwezig.

 

Veel bomen gekapt

Omdat bij overstromingen van de Beerse Overlaat het water niet snel genoeg weg kon stromen, werden er rond 1827 zware maatregelen genomen. In het gehele gebied, waar de Beerse Overlaat doorheen stroomde, moesten alle heggen, houtwallen en vrijstaande bomen geruimd worden. Vooral het landgoed Tongelaar werd hier het slachtoffer van. Het bestond voor een flink deel uit bos. Honderden zware eiken werden genadeloos opgeruimd en van de Tongelaarse lanen bleef zo weinig over. In de Nijmeegse Courant van 23 februari 1830 stond de volgende advertentie: “Op de heerlijkheid Tongelaar, gelegen een uur lopen van de Maas en van de stad Grave, zijn uit de hand te koop: Veertien honderd zware eiken bomen, dienstig tot staanders en assen en andere zware werken”. Zo werd het een vrij kaal gebied, waar zich gemengde bedrijven op vestigden.

Kapelaan en rentmeester van Tongelaar - Felix Walter

Rentmeester Hierboven is al aangegeven, dat de Belgische adellijke fami­lie, die Tongelaar in hun bezit had, vrijwel nooit op het kas­teel woonde, hoogstens kwa­men ze er op bezoek om er jachtpartijen te houden. Een rentmeester moest in hun plaats alles regelen. Een spe­ciale rentmeester was Felix Walter. Hij was geboren in Grave, in een rijke familie. Hij werd niet alleen rentmeester op Tongelaar, maar was daar­naast priester op dit landgoed. Voor Langenboom is hij heel belangrijk geweest. Via zijn ongehuwde tantes Malingrez kwam hij in het bezit van enkele boerderijtjes in Langenboom. Hij wilde daar graag een klooster stichten, zodat de klooster­lingen konden zorgen voor het zielenheil van de mensen in die buurtschap. Zo kwamen in 1852 de Dominicanen naar Lan­genboom. Toen hij in 1874 op Tongelaar overleed, werd hij overgebracht naar Langenboom en daar plechtig begraven. Zijn grafsteen is ingemetseld aan de voorzijde van “De Bron” op het kerkhof. Zijn portret is sinds 1988 te vinden boven de uitgang van de kerk in Langenboom, nadat het daarvoor hing in kasteel Tongelaar.

Verkoop Tongelaar in 1917

In een boekje dat speciaal voor de veiling werd uitgegeven en dat we vonden in de Brabant Collectie in de Universiteit van Tilburg staat het navolgende over de “Openbare verkoping van de heerlijkheid Tongelaar” te lezen:

“Het kasteel, gelegen in een boschrijke en vruchtbare streek, ongeveer 3km van het station Mill, omringd door een gracht, heeft een ruime binnenplaats, toren, groote kamers, kapel, stal- en koetshuis, thans ingericht als boerderij, bergplaatsen, opzichterswoning, groten moestuin, boomgaard, bosch met wandelpaden enz. Bij het landgoed bevinden zich tien hoeven, genaamd: Kasteelschen Hof, Groot Garisveld, Klein Garisveld, Beneden Hof, Doelen, Groot Kammerberg, Klein Kammerberg, Meijsche Voort, Ooievaar en Tien Morgen, alle gelegen langs goed onderhouden wegen. Het geheele landgoed is doorsne­den met het tot het verkoopene behoorende breede lanen met opgaande boomen en rijwielpaden, alles uitstekend onderhou­den. Tezamen 284 ha.

Er bevinden zich op het landgoed nog 2655 welwassende ei­keboomen, 3782 canadaboomen, 71 beukeboomen, 23 iepe­boomen en ong. 40 kastanjeboomen. Voorts 360 fruitboomen staande in den boomgaard en nabij de verschillende boerde­rijen. De hoeven zijn van ouds verhuurd voor den zeer lagen huurprijs van tezamen f. 6.214,37”.

Prachtige namen hadden sommige van de te verkopen per­celen: “De Lage Huppele – het Emanske – het Gouddieven­bosch – de Bulderd – de Haverzak”.

De verkoop vond plaats op donderdag 28 juni 1917 in de voormiddag om 11.00 uur in café Central op de markt in ’s-Hertogenbosch door notaris Joannes van den Mortel. Een fa­milielid van die notaris nl. Josephus v.d. Mortel was burge­meester van Cuijk, maar tevens rentmeester van Tongelaar.

Gedeelte van de kaart van Tongelaar in 1917

Veiling met de brandende kaars

De akte van de verkoop is te vinden in het Stadsarchief van Den Bosch. Daarin staat o.a. dat op donderdag 12 juli er heel wat belangstellenden verzameld waren in café Central.

De inzet was al geweest op 28 juni. Nadat de notaris voorge­lezen had hoe het verloop zou zijn, stak hij een speciale kaars aan. Deze kaars was 2 duim hoog en 2 duim in doorsnede. Het bieden op Tongelaar zou eindigen op het moment, dat de kaars was opgebrand. Dat kon een hele tijd duren. Op het laatst werd het spannend, wanneer het vlammetje kleiner werd en men nog vlug een bod wilde uitbrengen. Dat was toch veel spannender dan nu: “Voor de eerste maal, voor de tweede maal, voor den ….. derden maal”.

Er werd flink geboden door een drietal gegadigden, die de prijs goed opjoegen. Uiteindelijk kwam Jacobus Sylvester Festen, rentmeester uit Overasselt met het hoogste bod nl. f. 290.000,- Hij bood daarnaast f. 23.500,- voor 772 eiken- en 601 canada­bomen, die anders apart verkocht zouden worden. Bij de ver­koop zat tevens de boerderij “De Heihoek” in Escharen. Deze heer Festen had niet voor zichzelf geboden, maar in opdracht van de Hoogedelgeboren Jonkvrouwe Louise Carolina Maria van Nispen, douarière van Jonkheer Eugène van Rijckevorsel van Kessel uit Neerbosch. Ruim een jaar later verkoopt de Jonkvrouwe het landgoed Tongelaar alweer onderhands en wordt de nieuwe eigenaar de Firma Wagenberg-Festen uit Vlijmen.

Die rentmeester Festen uit Overasselt moet bij die laatste ver­koop weer een rol hebben gespeeld, want hij was familie van de 3 gebroeders Wagenberg uit Vlijmen. Zo behoorde niet veel later een flink grondgebied tussen Nederasselt en Over­asselt ook tot Tongelaar

Inval mei 1940

Tijdens de mobilisatie in 1939 en 1940 was het een drukte van belang rondom Tongelaar. Honderden militairen waren ingekwartierd. Het Defensiekanaal werd in gereedheid gebracht en er werden kazematten gebouwd. Het kasteel werd bewoond door soldaten van 3-1-6e Regiment Infanterie. Rondom het kasteel sneuvelden enkele Neder­landse militairen tijdens de Duitse aanval op 10 mei 1940. Op de binnenplaats is een gedenkteken voor hen ingemetseld.

Beheer Tongelaar

De familie Wa­genberg wilde de investering in Tongelaar weer terugverdienen. Vandaar, dat de huur van de lan­derijen door de verschillende pachters in de 10 boerderijen die bij Tongelaar hoorden, steeds meer werden opgezegd en ze zelf het beheer gingen uitoefenen. Ze namen aardig wat mensen in dienst, vooral uit Gassel, Escharen en Mill. Ook Toon Sommers van de Venweg 21 in De Maurik werkte vele jaren op Tongelaar. Ze gingen de bedrijfsvoering vooral aanpassen in de groente en fruit richting. De gebr. Wa­genberg hadden een conservenfabriek en wat was gemakke­lijker dan zelf voor de toevoer te zorgen. Vele, vele hectares werden vol bonen en erwten gepoot, zodat in de zomermaan­den honderden jongelui over de velden kropen, om die bonen en erwten te oogsten. De knieën wilden nog wel eens pijn doen, want de savelgronden konden bij droogte behoorlijk hard worden. Ook bessenstruiken waren er volop te vinden. Maar ook aardappelen, met name pootaardappelen werden er geteeld. Honderden fruitbomen werden er aangeplant, vooral appels, peren en pruimen konden er geplukt worden. Daar­naast werden op de natste stukken wilgengrienden geplant, waar wissen van gesneden werden, om er manden van te vlechten, of dijken mee te versterken. Gerrit Reinen heeft nog meegeholpen met het bouwen van koelcellen in de rechtervleugel van het kasteel. Daarin werden dan appels bewaard. Mochten die appels niet goed meer zijn voor verwerking, of om een andere reden afgekeurd, dan wer­den ze gestort in Langenboom langs de Graafseweg, waar vroeger een soort vuilnisbelt was.

Daarnaast werd er gewone landbouw en veeteelt bedreven op de overige landerijen, want Tongelaar is een zeer vruchtbaar gebied. Vanaf de zestiger jaren nam de akkerbouw een steeds belangrijker plaats in.

Brabants Landschap
Heel wat opwinding ontstond er in 1978, toen “Het Brabants Landschap” voor 10,5 miljoen het landgoed kocht van Tongelaar B.V. Deze besloten vennootschap had G. Theeuwes uit Alphen opgericht, toen hij in 1976 Tongelaar had aangekocht van de familie Wagenberg. Naar verluid zou hij hier toen ruim 4 miljoen voor betaald hebben. Een aardige winst in 2 jaar tijd. Deze Theeuwes had het slim gespeeld. Hij deed het voorkomen of Tongelaar in een groot aantal stukken verkocht zou worden. Brabants Landschap wilde juist het ge­heel aankopen en moest zodoende diep in de buidel tasten. Men wilde dit landgoed graag behouden vanwege zijn grote landschappelijke, na­tuur- wetenschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals ze schreven aan Provinci­ale Staten, alwaar ze om subsidie vroegen. Na de nodige discussie ontvingen ze dat. Om­dat het kasteel niet be­woond werd, trokken er begin 1983 krakers in. Met moeite konden zij er in 1984 weer uit verwijderd worden, omdat men alles ging restaureren. Sinds 1983 was Brabants Landschap in gesprek met het “Iona Centrum” uit Eindhoven. Men wilde in het kasteel en de Benedenhof een opvangcentrum vestigen voor mensen met psychische problemen en stage-projecten starten voor jongeren en werklozen, alles op antroposofische basis. Uiteindelijk werd het in 1986 afgeblazen, toen een nieuwe gegadigde zich meldde, nl. Stichting Nederlandse Fruitrassen, die in het kasteel en omgeving een fruitmuseum wilde vestigen. Ook dat bleek geen haalbare kaart. Sindsdien worden er allerlei activiteiten in het kasteel georganiseerd: Er kan in getrouwd worden, concerten worden gegeven, bruidsmodeshows vinden er plaats, kunstexposities en men kan er congressen houden. In boerderij De Beneden­hof recht voor het kasteel kan men kookcursussen volgen en overnachten.

 

Ecologisch beheer

Zoals hiervoor al gezegd, is Tongelaar een zeer vruchtbaar gebied. Het bestaat uit rivierklei, die in het grijze verleden door de Maas is gebracht. Momenteel vindt er een beheer van ver­schraling van de landerijen plaats. Aardappelteelt en snijmaïsteelt zijn verbannen en er groeien nu peulvruchten, granen en groenbemesters. Voor de das wordt een deel van het grasland bemest met ruige stalmest, wat gunstig is voor regenwormen en insecten. Ook worden bouwlanden omgezet in graslanden en worden natuurstroken aangelegd. Op het Hoogveld vindt al 25 jaar biologische akkerbouw plaats. Dat trekt ook vele dieren aan. Enkele jaren geleden heeft het Waterschap veel werk verricht om het gebied weer te vernatten. Het is nu een prachtig natuurgebied geworden met beperkte agrarische activiteiten. Er worden daarom vaak natuurwan­delingen door het gebied gehouden, die vele belangstellenden trekken.

Klein en Groot Kammerberg

De twee boerderijen, die bij Tongelaar horen en op het grond­gebied van Langenboom liggen, hebben vele jaren dezelfde pachters gehad. Op Klein Kammerberg boerde lang de Familie van der Burgt. Op Groot Kammerberg woonde in 1982 de familie Bens al 100 jaar. Zij waren in de gehele regio bekend om hun zeer goede hengsten, zoals o.a. blijkt uit onderstaand bericht in de Graafsche Courant van 11 maart 1905.